AAA
Zoek
 
 
 
 

PILOT – TARGETING ERAP2 FOR TREATMENT OF BIRDSHOT CHORIORETINOPATHY

Dr J.J.W. Kuiper, Universitair Medisch Centrum Utrecht
 
Birdshot chorioretinopathie (BSCR) is een vorm van chronische oogontsteking. Ondanks grote vooruitgang zijn de huidige behandelingen voor BSCR niet in staat te voorkomen dat bijna de helft van deze patiënten blind wordt. Specifieke therapieën om blindheid door BSCR te voorkomen zijn een onvervulde klinische behoefte. Europees genetische onderzoek (Kuiper et al. 2014) toont aan dat BSCR een sterke associatie heeft met endoplasmatisch reticulum aminopeptidase (ERAP) 2. ERAP2 is een enzym dat eiwitten knipt die het afweersysteem aansturen. Uit ons voorwerk blijkt dat remming van ERAP2 een nieuw en waarschijnlijk zeer veilig, therapeutisch aangrijpingspunt voor BSCR vormt. In dit translationele onderzoek bekijken we hoe ERAP2 eiwitten knipt in BSCR en testen we hoe krachtig ERAP2 remming is in het onderdrukken van oogontstekingsreacties in patiënten. De resultaten van dit project vormen een essentiële stap richting klinische studies met ERAP2 remmers als een nieuwe selectieve behandelingsoptie voor BSCR.
 
 

RECOMMENDATIONS FOR AMD PROGRESSION – ANTI OXIDANTS IN DIET VERSUS SUPPLEMENTS

 
Prof.dr C.C.W. Klaver, Erasmus Universiteit Rotterdam
 
Myopie is bijna overal ter wereld een epidemie aan het worden. Dat is verontrustend, want m.n. hoge myopie leidt vaak tot blindheid. Het ontstaat vaak al op jonge leeftijd. In eerder onderzoek onder volwassenen vonden wij veel genen voor bijziendheid. Nu zijn we op zoek naar genen die een rol spelen bij het ontstaan van myopie op de kinderleeftijd. We verrichten een meta-analyse voor het risico op myopie op de kinderleeftijd en combineren de genetische data van kindercohorten Generation R en ALSPAC met die van het genetisch test bedrijf 23andMe. Ons onderzoek levert myopie genen op die een vroege expressie laten zien. Deze kennis draagt bij aan inzicht over de ontstaanswijze van hoge myopie en zal mogelijkheden kunnen scheppen voor het vertragen van progressieve bijziendheid op de kinderleeftijd en daarmee voorkomen van blindheid op latere leeftijd.
 
 

PROGRESSION OF MACULAR AND PANRETINAL DYSTROPHIES

 
Prof.dr C.B. Hoyng, Radboud Medisch Centrum Nijmegen
 
Erfelijke netvliesaandoeningen zijn een belangrijke oorzaak van blind- en slechtziendheid, met name op jonge leeftijd. Tot op heden zijn er geen behandelingen mogelijk die deze ziektes remmen, laat staan genezen. Met de ontwikkeling van nieuwe technieken en de opkomst van gentherapie, hopen we hier verandering in te kunnen brengen. Voordat onderzoek naar de effectiviteit van gentherapie kan worden uitgevoerd, is het noodzakelijk meer kennis op te doen van het natuurlijk beloop van deze aandoeningen, omdat anders het natuurlijk beloop en het effect van behandeling niet van elkaar onderscheiden kunnen worden. Dit moet per individuele aandoening prospectief in kaart worden gebracht. Deze eerste stap willen wij met ons onderzoek zetten. Daarnaast willen wij deze onderzoeksgegevens gebruiken om voor elke aandoening een progressiemodel te ontwikkelen. Een dergelijk model kan worden gebruikt om het ziektebeloop per individu in te schatten, en om te bepalen wanneer en hoe snel gentherapie zou moeten worden toegepast.
 
 

ONTWIKKELING VAN EEN INNOVATIEF iPSC-AFGELEIDE BIOENGINEERED ENDOTHEELCELCARRIER VOOR ENDOTHELIALE KERATOPLASTIEK

 
Prof.dr R.M.M.A. Nuijts, Universiteitskliniek voor Oogheelkunde Maastricht
 
Het hoornvlies (cornea) is het transparante vlies waardoor licht het oog binnenkomt. Beschadiging van het hoornvlies kan leiden tot wazig zicht of zelfs blindheid. Door middel van een hoornvliestransplantatie is het mogelijk om beschadigd hoornvlies te vervangen door donorweefsel. Helaas is er een wereldwijd tekort aan donorweefsel.
Het doel van dit project is om nieuwe protocollen op te stellen om geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPSC) te differentiëren waarmee, voor de eerste maal, oneindige aantallen iPSC-afgeleide humane corneale endotheelcellen kunnen worden gegenereerd. Vervolgens zullen deze endotheelcellen op een nieuw bioengineered polymeerlaagje worden aangebracht. Op deze manier willen we een gelijkwaardig alternatief bieden voor donorweefsel om het wereldwijd tekort op te vangen.
 

IS HET “GAME OVER”  VOOR DE AFPLAKBEHANDELING?

 
Dr S.E. Loudon, Erasmus Universiteit Rotterdam
 
3% van de kinderen heeft een lui oog, veroorzaakt door scheelzien of ongelijke brilsterkte. Zij worden behandeld met een bril en afplakken. Een derde blijft een lui oog houden met grote maatschappelijke consequenties. Vanuit Noord-Amerika worden therapieën met video games voor beide ogen gepropageerd waarbij het beeld voor het goede oog qua contrast verminderd wordt. Omdat een lui oog ontstaat door onderbreking van het binoculair zien (kijken met 2 ogen tegelijk), ligt het voor de hand om aan te nemen dat het luie oog beter wordt als het binoculair zien hersteld wordt. Momenteel berichtten veel studies over de gunstige werking van de games; de verbetering is beperkt, maar wordt sneller bereikt. In deze studies werd de voorgeschreven afplaktijd vergeleken met gerealiseerde game-tijd. Wij hebben bij veel kinderen de therapietrouw bij het afplakken elektronisch gemeten: gemiddeld slechts 50%. Daarom vergelijken we in deze studie de effectiviteit van beide behandelingen met daarbij elektronische registratie.
 

NEOVASCULAIRE MACULADEGENERATIE – MEER DAN ÉÉN OOGZIEKTE:
ONTWIKKELING VAN GEPERSONALISEERDE BEHANDELING

 
Dr C.J.F. Boon, Leids Universitair Medisch Centrum
 
De natte vorm van leeftijdsgebonden maculadegeneratie (nLMD) is de meest voorkomende oorzaak van slechtziendheid in de Westerse wereld. Deze ziekte wordt tegenwoordig goed behandeld met ooginjecties met vaatgroeiremmers. Tot wel 28% van de nLMD patiënten reageert echter onvoldoende op deze injecties waardoor ernstige slechtziendheid of blindheid dreigt. Onze hypothese is dat deze subgroep een andere ontstaanswijze van nLMD heeft, bijvoorbeeld polypoidale choroidale vasculopathie (PCV) en/of bloedvatnieuwvorming secondair aan centrale sereuze chorioretinopathie (CSC). Een adequaat onderscheid tussen deze vormen is essentieel voor vroegtijdige optimale behandeling, bijvoorbeeld met aanvullende fotodynamische therapie (PDT).
Omdat er op dit moment weinig bekend is over deze specifieke patiëntengroep willen wij de klinische en genetische kenmerken, de uitkomsten van behandeling, en het beloop van dit specifieke type van natte maculadegeneratie onderzoeken. Op basis van de resultaten willen wij een richtlijn opstellen voor vroegtijdige herkenning en individueel aangepaste behandeling.
 

IDENTIFICATIE BIOMAKERS VOOR DE DIAGNOSE VAN DIABETISCH MACULA OEDEEM.

Prof.dr R.O. Schlingemann, Academisch Medisch Centrum Amsterdam
 
Diabetisch macula oedeem (DME) is een van de voornaamste oorzaken van slechtziendheid bij patiënten met diabetes. Ondanks dat de huidige therapieën voor DME met VEGF remmers effectief kunnen zijn, reageert ongeveer 50% van de patiënten niet volledig of zijn zij zelfs ongevoelig voor deze therapie. Voor deze patiënten zou een vroegtijdige toepassing van alternatieve behandelingen een betere klinische prognose kunnen geven. Tot op heden zijn er echter geen effectieve biomarkers beschikbaar die de respons van een behandeling kunnen voorspellen of potentiële non-responders kunnen onderscheiden. Binnen het kader van de BRDME studie, een groot cohort van goed gekarakteriseerde patiënten met DME die anti-VEGF therapie hebben gekregen, hebben we de mogelijkheid in het bloed potentiële biomarkers te onderzoeken. We zullen evalueren wat de diagnostische waarde is van individuele en combinaties van kandidaat biomarkers voor DME en of we aan de hand hiervan de effectiviteit van anti-VEGF therapie kunnen voorspellen.
 
 
ANVVB
Postbus 207
3940 AE Doorn
E. secretariaat@anvvb.nl
   
 
 
 
 
 
Copyright © 2024 ANVVB All rights reserved.
Gerealiseerd door Smart FMS